Annexatie



Het Rijswijkse grondgebied liep vroeger van de Brasserskade in Delft tot aan de Hoefkade in Den Haag. In 1839 werd de eerste spoorlijn aangelegd, tussen Amsterdam en Haarlem. Twee jaar later werd het spoor doorgetrokken naar Rotterdam, met een tussenstation in Den Haag. Het Haagse station kwam echter op Rijswijkse grond te liggen. Het gebied tot aan Laak werd daarom door Den Haag geannexeerd. In de jaren erna volgden meerdere pogingen Rijswijk bij Den Haag te trekken. Dit lukte maar ten dele, mede dankzij de inspanningen van anti-annexatiecomités.

Rond de elfde eeuw dook een nieuwe ziekte op in Nederland: lepra. Omdat de leprozen een besmettingsgevaar vormden voor de andere stadsbewoners en ze soms afschuwelijk verminkt waren, werden zij in speciale ziekenhuizen ondergebracht, ver van het centrum. Ook in Delft werd zo’n lepralijdershuis buiten de stad gebouwd. De locatie vormde wel een klein probleem. Het grondgebied van Rijswijk liep helemaal tot aan de Delftse stadsmuur, wat betekende dat het leprozenhuis nu feitelijk in Rijswijk lag. Dat was niet de bedoeling. De Graaf van Holland vond in 1389 een oplossing. Hij besloot dat de grens tussen Delft en Rijswijk een stukje op moest schuiven. Zo hield Delft haar zieken toch op eigen grond. De nieuwe grens werd vastgesteld ter hoogte van de Brasserskade. Rijswijk verloor hierdoor een aardig gedeelte aan de buurstad. Deze primitieve vorm van annexatie viel echter in het niet bij wat later nog zou komen.

De Graaf van Holland besloot dat de grens tussen Delft en Rijswijk een stukje op moest schuiven.

In 1839 werd de eerste spoorlijn aangelegd, tussen Amsterdam en Haarlem. Toen de mensen enigszins bekomen waren van de schrik over dit ijzeren gevaarte dat met een snelheid van vijftig kilometer per uur door de weilanden racete, werd de lijn in 1841 doorgetrokken naar Rotterdam. De trein zou een tussenstop maken in Den Haag. Het nieuwe station (het huidige Hollands Spoor) werd echter gek genoeg niet in Den Haag neergezet, maar in Rijswijk. Aan het begin van de negentiende eeuw was namelijk al het land tot aan de Haagse Hoefkade nog Rijswijks gebied. Met de bouw van het nieuwe station kreeg Rijswijk van de één op de andere dag dus de verantwoordelijkheid om de orde in een druk gebied vol reizigers te handhaven. Daar was het Rijswijkse politiekorps van twee man niet echt op berekend. De agenten deden alles nog lopend, wat betekende dat er altijd wel één van de twee onderweg was naar het station, of er vandaan kwam. Het bewaren van de orde in het centrum van het dorp rustte daarmee op de schouders van één politieman. Voor Rijswijk was het nieuwe station dus een extra last. Na drie jaar heen en weer geloop door de agenten, werd besloten de grens van Rijswijk en Den Haag te verleggen naar de Laak. Daarmee lag het Haagse station ook echt in Den Haag, en hadden de Rijswijkse politieagenten weer tijd om het dorp in de gaten te houden. Voor Rijswijk was het afstaan van de grond geen groot verlies. Op het terrein woonden nauwelijks mensen en de enige economische bedrijvigheid bestond uit een oude kachelfabriek. Als troost voor het verloren land werd afgesproken dat Den Haag elk jaar 400 gulden in de Rijswijkse gemeentekas zou storten, wat tot op de dag van vandaag gebeurt.

 

Kaart uit 1844

 

Station 'Hollands Spoor' (1847).

Hoewel de eerste annexatie met wederzijds goedvinden had plaatsgevonden, stelde Den Haag zich aan het einde van de negentiende eeuw minder bescheiden op. De stad begon enigszins uit zijn voegen te barsten en wilde meer ruimte om huizen te bouwen voor de Hagenaars. Ze hadden ook al bedacht wélk gedeelte ze graag wilden hebben: het stuk van Laak tot in het midden van de Herenstraat. De Oude Kerk van Rijswijk zou dan op Haags grondgebied komen te staan, terwijl de overkant van de Herenstraat Rijswijks mocht blijven. Een absurd plan, waar burgemeester Verhagen Metman zich met hand en tand tegen verzet heeft. Uiteindelijk moest Den Haag genoegen nemen met het gebied tussen Laak en de Broeksloot. De achterliggende gedachte van dit compromis? Men was in Rijswijk doodsbenauwd dat als dit stuk Rijswijks zou blijven er veel te veel niet-Rijswijkers zouden komen te wonen, en daar moesten ze in Rijswijk niet veel van hebben. In 1901 deed Rijswijk daarom afstand van dit deel van haar grondgebied, voor niks. Een gelukje voor de buurstad. Vier gezinnen, samen 36 mensen, waren door deze transactie ineens Hagenaar geworden.

Den Haag wilde het stuk van de Laak tot in het midden van de Herenstraat.

In 1900 woonden er 3.000 mensen in Rijswijk, in 1910 al 5.000. Die uitbreiding bracht de burgemeester ertoe, in 1907 nóg een veldwachter aan te stellen. Nu waren er drie agenten die het dorp onder de duim moesten houden. Maar ondanks die snelle groei, dachten de omliggende steden dat Rijswijk te klein was om zelfstandig te blijven. In de jaren ’20 verscheen alweer een donkere annexatiewolk boven de Rijswijkse hemel. Het dorp zou nu verdeeld moeten worden over Delft, Den Haag en Wateringen. Voorburg zou in zijn geheel aan Den Haag toegevoegd worden. Rijswijk was in paniek. Er werd onmiddellijk een anti-annexatiecomité opgericht, die een eigen anti-annexatiekrant uitgaf. In de editie van september 1925 werd uitgebreid gewezen op de verschillen tussen Rijswijk en Den Haag. In de grote stad had men te kampen met misdaad, prostitutie, berovingen, diefstal en inbraak, terwijl in het keurige Rijswijk zoiets relatief onschuldigs als een nachtcafé niet eens toegestaan was. Het argument dat Rijswijk gebruik maakte van de Haagse winkels en daarom bij de stad gevoegd moest worden, werd afgedaan als complete onzin. Of Rijswijk zelf geen winkels had! Bovendien deden Hagenaars juist alle mogelijke moeite om hun kinderen in Rijswijk op school te krijgen in plaats van andersom. En hoe durfde men te stellen dat Rijswijk geen eigen karakter had? Het paradijselijke dorp mocht nooit bij die grote stad gevoegd worden!

Spotprent uit de jaren dertig.

Op elke pagina stonden onheilspellende kreten als “Annexatie van de kleine gemeenten doodt den goeden burgerzin” en “Er gaat geen verheffende invloed van uit, als de grootere de kleinere vermoordt”. Om de Rijswijkers er ten slotte goed van te doordringen dat annexatie echt een slecht plan was, wezen de actievoerders erop dat de gemeentelijke belasting in Den Haag ruim twee keer zo hoog was als in Rijswijk. Een samenvoeging met de buurstad ging de mensen geld kosten! Meer dan vierduizend Rijswijkers waren bereid hun handtekening te zetten onder het manifest tegen aansluiting. De weerstand was overtuigend en het plan werd in 1927 weer ingetrokken. Het was groot feest in Rijswijk! Maar de slingers waren nog niet opgeruimd, of Den Haag stond alweer op de stoep. De stad had écht meer ruimte nodig. Uiteraard konden ze ook de andere richting op uitbreiden, maar dat vonden de Haagse heren te ver van het centrum. In 1931 moest het anti-annexatiecomité dus weer in actie komen, en met de kreet “Wij willen Rijswijk houen” wisten ze de aansluiting te voorkomen. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verdwenen de Haagse uitbreidingsplannen in de koelkast. Men had genoeg andere zorgen. Maar toen de bezetter vertrokken was, gooide Den Haag het balletje weer op. De toenmalige burgemeester Bogaardt maakte korte metten met die plannen. Hij bouwde in korte tijd honderden huizen, waarmee hij Den Haag, dat beweerde dat Rijswijk te klein was om zijn eigen woningbouw te regelen, volledig in zijn hemd zette. Het dorp was prima in staat zijn eigen boontjes te doppen.

Burgemeester Bogaardt bluft de Hagenaars af met zijn nieuwbouwplannen.

In 1988 probeerde Den Haag het nog eens, met het rapport ‘Geef Den Haag de ruimte’, waarin gepleit werd voor de annexatie van Ypenburg. Den Haag werd uitgelachen. De stichting Redt Rijswijk stuurde een hilarisch plan naar Den Haag, waarin ze de residentie zélf opdeelden tussen de buursteden. Een goede grap, maar nog geen tien jaar later kreeg Den Haag toch zijn zin. Bij een groot herindelingplan verdween Ypenburg in 2002 naar de buren. Men mag hopen dat dit de laatste keer was dat Den Haag een deel van het eeuwenoude Rijswijk naar zich toe heeft weten te trekken.

Burgemeester Deetman (midden) op een protestbijeenkomst.

Verband met de nationale canon:
'1839. De eerste spoorlijn. De versnelling', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

Verder lezen:

  • Anti-annexatie-comité te Rijswijk, Anti-annexatie-Blad (Rijswijk, 1925).
  • Buschkens-Dijkgraaf, M.L., Rijswijk. Wat is het, wat was het en hoe is het ontstaan? (Den Haag, z.j.).
  • Nicasie, M.J., 'Rijswijk en het spoor 1841-1937 (I). Een Haags station op Rijswijks grondgebied', in:
  • Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1990/1 (Rijswijk, 1990).
  • Nicasie, M.J., 'Reizend Rijswijk' (Rijswijk, 1997).