Het ontstaan van Rijswijk



In de elfde eeuw dook de naam Rijswijk voor het eerst op, in een oorkonde. Het dorp is dus nog ouder dan Den Haag. Een eeuw later ontstond de kerk. De centrale ligging maakte Rijswijk tot een verkeersknooppunt, waar water- en landwegen elkaar kruisten. Het dorp telde verschillende herbergen voor mensen op doorreis. De inwoners van Rijswijk moesten de belangrijke verbindingsweg naar Den Haag onderhouden. In 1670 werd de Rijswijkse weg als één van de eerste in Nederland bestraat.

 

Na het vertrek van de Romeinen zochten veel bewoners rondom het Forum Hadriani een ander heenkomen. Waarschijnlijk had dit te maken met de veiligheid. Met het verdwijnen van het Romeinse bestuur, hadden rovers in de omgeving weer vrij spel. Van de vierde tot en met de tiende eeuw werd het gebied wel af en toe bewoond, maar van een dorpsgemeenschap was geen sprake. Pas tegen het einde van de 11e eeuw dook de naam Rijswijk voor het eerst op. In een oorkonde uit 1083 staat de naam van een zekere Deddo van Rijswijk. Mogelijk was hij een van de eerste ambachtsheren van Rijswijk, die het gebied namens de graaf bestuurde. Tussen 1150 en 1200 begon men met de bouw van een bescheiden kerk in Romaanse stijl, gewijd aan de H. Bonifatius.

 

Dit lijkt het begin te zijn geweest van het ontstaan van een echt dorpje op de oude strandwal. Het is overigens mogelijk dat eerder op die plek een nog kleiner kerkje stond, want religie speelde een grote rol in het dagelijks leven.

Steeds meer mensen kwamen rond de kerk wonen. De houten huizen stonden in wat nu de Herenstraat is, het Ruysdaelplein en de Kerklaan. Al in 1267 was Rijswijk een zelfstandige parochie, met een eigen pastoor. Rond 1500 telde het dorp ongeveer 500 inwoners. De snel groeiende bevolking paste nu niet meer in het kerkje. Aan het eind van de vijftiende eeuw werd het daarom verbouwd en verder uitgebreid. Onder de vloer van deze Oude Kerk in de Herenstraat liggen nog twee grafstenen uit ongeveer 1200, als stille getuigen van het oorspronkelijke Romaanse gebouwtje.

In de twaalfde eeuw verschenen ook kastelen in het dorp. Tussen de tiende en vijftiende eeuw schonken de graven van Holland deze stenen huizen aan belangrijke ridders, in ruil voor hun trouw. Aanvankelijk bestonden de kastelen alleen uit een donjon, een vierkante stenen toren van een paar verdiepingen, met muren van 1,5 tot 2 meter dikte. Later werden de donjons uitgebreid met een woongedeelte, slotgracht en ophaalbrug. Langs de Van Vredenburchweg verrezen in de Middeleeuwen maar liefst vier kastelen: Hodenpijl (of Te Blotinghe), Den Burch, Te Werve en Steenvoorde. Voor de bouw werden onder andere stenen uit het verlaten Romeinse Forum Hadriani gebruikt. Bij zijn ontstaan lag Rijswijk nog middenin een moerassig veengebied, waar wilgen, elzen en rijshout groeiden. Rond de twaalfde eeuw begon men met een grootschalige ontginning. De bomen werden gekapt en het land werd door dijken verdeeld in kleine polders. Sloten voerden het overtollige water af. De nieuwe polders waren vooral geschikt voor veeteelt. Houten boerderijen stonden verspreid over heel het Rijswijks grondgebied, dat zich uitstrekte van de tegenwoordige Haagse Hoefkade tot aan de Brasserskade in Delft. De boeren moesten flink wat belasting betalen aan de Graaf van Holland over de nieuw ontgonnen grond. De meesten konden maar nét rondkomen.

 

De Kerklaan op een kaart uit het midden van de 16e eeuw.

 

Door de ligging van Rijswijk, werd het dorp al vroeg een verkeersknooppunt. Rond 1150 werd de Vliet tussen Rijswijk en Delft gegraven. Het water diende als afwatering op de Rijn en de Maas. Op de plek waar de Vliet en de Corbulogracht op elkaar aansloten werd de Hoornbrug gelegd. Deze houten brug bestond in elk geval vanaf 1340, waarschijnlijk al iets vroeger. Pas in 1890 werd hij vervangen door een ijzeren exemplaar. Omdat de wegen vaak slecht begaanbaar waren, maakten veel mensen gebruik van de nieuwe waterroute. De groei van Rijswijk in de twaalfde eeuw is deels te danken aan dit nieuwe kanaal.

 

Slagturven in Rijswijk. Op de achtergrond de kerktoren van Rijswijk.

 

De bereikbaarheid van het dorpje werd ineens zeer goed, waardoor bijvoorbeeld voedsel makkelijker aangevoerd kon worden. Het gedeelte van de Vliet tussen Den Haag en Rijswijk, de Trekvliet, werd in 1345 aangelegd. Via deze route konden turf, boter, kaas en vlees snel vanuit Delft naar de Graaf van Holland in Den Haag worden gebracht.

Maar ook andere handelaren profiteerden van de verbinding. In het begin van de zestiende eeuw ontstond er een vaardienst met zeilschepen tussen Delft en Den Haag. Naast reizigers ging ook de post mee.

 

De turfverkoper.

 

Bij de Hoornbrug werden de brieven afgegeven, om ze verder over land te vervoeren. Als de wind het liet afweten, roeide de bemanning verder. Pas in de zeventiende eeuw werd de trekschuit geïntroduceerd. De boot werd nu aan een touw voortgetrokken door een paard dat langs de kant meeliep. Om te zorgen dat de lijn niet achter een brug bleef hangen, waren de leuningen langs de waterkant lager. Dit is nog te zien bij het bruggetje voor Vlietzigt, langs het Jaagpad. Ook hoofdwegen over land ontmoetten elkaar in Rijswijk. De Hoornbrug verbond Delft en het gehele achterland met Den Haag. Deze belangrijke route naar Den Haag werd bij de Herenstraat gekruist door de weg naar Leiden, Haarlem en Amsterdam.

Een 'weyschuit' op de Vliet, met Delft op de achtergrond.

 

Veel mensen op doorreis overnachtten in het dorp. Er waren verschillende herbergen en uitspanningen voor de gasten en hun paarden. Op de hoek van de huidige Herenstraat en de Haagweg heeft eeuwenlang een bekende herberg gestaan, die vanaf de zeventiende eeuw de naam Witsenburg droeg. De weg tussen Den Haag en Rijswijk had een groot nadeel: een aanzienlijk deel van het jaar stond hij onder water. Den Haag was net als Rijswijk op een duin gebouwd, maar het gebied ertussen was van oudsher moerassig. Door ontginning van de veen- en kleigebieden was de grond nog verder ingeklonken, waardoor het water helemaal slecht afgevoerd kon worden.

 

Trekschuit op de Vliet, richting Den Haag.

 

Dit had tot gevolg dat de weg alleen in de zomer begaanbaar was. Zelfs dan was het niet eenvoudig om heelhuids op de plaats van bestemming aan te komen. De weg was niet bestraat, dus zat permanent vol gaten. Voor dit probleem was door de Graaf een oplossing bedacht. Omdat het een vermogen kostte constant mensen in te huren om reparatiewerkzaamheden uit te voeren, beval hij de inwoners van Rijswijk voortaan zorg te dragen voor de kwaliteit van de weg tussen Den Haag en Rijswijk. Deze opdracht verving in de twaalfde eeuw de verplichting mannen te leveren als roeiers voor oorlogsschepen. De afspraak werd niet altijd nagekomen.

 

Een wagen met reizigers bij de Hoornbrug.

 

In 1394 trouwde hertog Albrecht van Beieren met Margaretha van Kleef. Na de huwelijksvoltrekking reisde hij naar het Binnenhof, waar hij zijn nieuwe vrouw zou opwachten. Niet veel later vertrokken Margaretha en haar gasten op paarden naar Den Haag. Toen de stoet bij Rijswijk aankwam, werd duidelijk dat de inwoners de weg volledig hadden laten verslonzen. De straat zat zo vol met gaten, dat de hooggeplaatste feestgangers gedwongen werden te stoppen. De dorpelingen moesten razendsnel aan het werk om de weg op te vullen met mest en stro. Pas na de spoedklus kon Margaretha naar haar bruidegom toe reizen.

 

Het onderhoud van de weg tussen Rijswijk en Den Haag was een probleem

 

Het was niet raar dat de bevolking geen tijd of zin had om de gaten te dichten. Zij hadden nog meer te doen. Naast het verzorgen van de weg, waren ze verplicht hooi te leveren voor de paarden van de Graaf. Het moest ook nog eens persoonlijk bij het Hof worden gebracht, terwijl het juist in hooitijd topdruk was op het land.

Hier werd flink over gemord. Na verloop van tijd zette de Graaf de verplichte arbeid om in een verplichte geldelijke bijdrage. De weg naar Den Haag werd intussen steeds belangrijker en drukker. Dat betekende een extra belasting voor het wegdek. Er kwamen strengere regels om de straat zoveel mogelijk te beschermen tegen verzakking. Zo gold voor de paarden in de zestiende eeuw een maximum snelheid. En voermannen mochten niet meer op de karren zitten, maar moesten ernaast lopen. In 1670 werd de belangrijke route naar Den Haag als één van de eerste wegen van Nederland bestraat. Een hele opluchting voor de bewoners. Gebruikers moesten nu tol betalen voor bekostiging van het onderhoud. In 1907 werd de straatnaam officieel vastgelegd als Rijswijkse weg.

 

Bruggetje langs het Jaagpad. De rechterleuning is lager dan de linker.

 

Op de voorgrond een rolpaal, waar langs de lijn liep, zodat deze niet in de knoop raakte of ergens bleef haken.

 

Verband met de nationale canon

'1254-1296. Floris V. Een Hollandse graaf en ontevreden edelen', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen

  • Berge, M.J. van den, De oude kerk van Rijswijk. Geschiedenis van een dorpskerk (Rijswijk, 1988).
  • Bottema, J.C., 'Het beurtveer tussen Den Haag en Delft', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1986/4 (Rijswijk, 1986).
  • Bottema, J.C., In Rijswijks vaarwater. Acht eeuwen bedrijvigheid op en langs de Vliet (Rijswijk, 1989).
  • Buschkens-Dijkgraaf, M.L., 'De wech tusschen Die Haghe ende de Hornbregghe bij Rijswic', in: Jaarboek Die Haeghe 1976 (Den Haag, 1976).
  • Dorsman, K., De ambachtsheerlijkheid Rijswijk (Rijswijk, 1909).
  • Gout, M. en Verschuyl, M.A., Ontmoeting bij de Hoornbrug (Rijswijk, z.j.).
  • Koot, J.M. en Lever, F., 'Kuijs Witsenburg monumentaal', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1991/4 (Rijswijk, 1991).
  • Salman, H. en Steenvoorde, H, Steenvoorde, (Rijswijk, 2010)
  • Winkelman, H., 'De middeleeuwse beschilderingen op de pilaren en het gewelf in de Oude Kerk', in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1999 (Rijswijk, 1999).