Buitenplaatsen



In de Gouden Eeuw kwamen veel ‘nieuwe rijken’, die hun geld hadden verdiend met handeldrijven. Zij kochten buitenhuizen op het platteland, om ’s zomers de drukte van de stad te ontvluchten. Rijswijk was een geliefde locatie. Langs de Vliet en de huidige Van Vredenburchweg werden meer dan vijftig van deze lusthoven gebouwd. De inrichting van de tuin was belangrijk voor je status. In de zeventiende eeuw was men dol op het Franse model. In de achttiende eeuw moest de tuin juist de Engelse landschapsstijl hebben.

 

Iedereen die een béétje meetelde in de Gouden Eeuw, kocht een buitenhuis. Of liet er een bouwen. In de Middeleeuwen waren luxe woningen alleen weggelegd voor leden van de adel. Maar de nieuwe rijken, die hun geld veelal door slim handeldrijven hadden verdiend, ontsnapten net zo graag aan de drukte van de stad als de edellieden. Ontspannen in de buitenlucht was gezond en bovendien verhoogde het bezit van een buitenhuis je status aanzienlijk.

Zo kwam het dat geslaagde koopmannen, advocaten en andere vermogende stadsbewoners massaal naar de groene lusthoven trokken, waar zij de zomers doorbrachten met het drinken van thee en (veel) wijn, roddelen en jagen met de buren. Rijswijk was een gewilde locatie voor vermogende burgers uit Den Haag, Delft en Rotterdam. De reistijd was kort. Bovendien was het dorp zeer rustig en groen, precies de landelijke ingrediënten waar de gehaaste stadsmensen naar op zoek waren. Het groeiende aantal nieuwe rijken veroorzaakte een hausse aan bouwactiviteiten. Aan het einde van de zeventiende eeuw telde Rijswijk meer dan vijftig buitenplaatsen.

 

Kaart van Kruikius

 

De meeste van deze huizen lagen aan de Zandweg, nu Van Vredenburchweg. De zandrug daar was heel geschikt als bouwgrond. En je kon meteen chique zeggen dat je in de straat woonde waar stadhouder Frederik Hendrik zijn Huis ter Nieuwburg had gebouwd. Veel van de aan de Zandweg gelegen buitenhuizen droegen het woord ‘voorde’ in de naam: Overvoorde, de Voorde, het nu verdwenen Steenvoorde, In de Voorde en Nieuwvoorde. Voorde betekent doorwaadbare plaats. Op de plek van de huidige Prinses Beatrixlaan liep vroeger een beek, de Oude Watering. Aan het einde van de Zandweg kon men dit water oversteken. Waarschijnlijk zijn alle huizen naar deze voorde genoemd.

 

Aan het einde van de zeventiende eeuw telde Rijswijk meer dan vijftig buitenplaatsen.

 

Hoornwijk in ca. 1820.

 

Een ander deel van de buitenplaatsen lag aan de Vliet. Meer dan twintig luxe huizen zijn er langs de oevers van het kanaal gebouwd. De aanwezigheid van het water was handig in verband met de reis er naar toe. In plaats van met koetsen over hobbelige wegen te moeten rijden, kon je er ontspannen per trekschuit naar toe varen. Een ander voordeel was dat mensen in passerende boten goed konden zien hoe rijk je was. In de achttiende eeuw kwamen opvarenden onder andere langs Zuidhoorn aan de Rotterdamse Weg en Hoornwijck en Drievliet aan de Jan Thijssenweg. Verschillende mensen uit de rijke bovenlaag waren in het bezit van een verpachte boerderij met het bijbehorende land, omdat dit een goede belegging vormde.

Het was in dat geval logisch het buitenhuis naast zo’n bestaande boerderij te bouwen, of de boerderij zo uit te breiden dat het voor landhuis door kon gaan. De eerdergenoemde buitenhuizen langs de Vliet zijn op die manier ontstaan. De aanwezige boer onderhield de tuin en de rest van het land, want het was niet de bedoeling dat de dames en heren uit de stad zélf met hun vingers in de grond moesten zitten.

 

Welgelegen vanuit de tuin gezien.

 

Bestaande huizen zoals Den Burch (gebouwd op de locatie van het voormalige kasteel), Welgelegen aan het Julialaantje en Hofrust aan Laan Hofrust ondergingen een grondige verbouwing om aan de moderne zeventiendeen achttiende-eeuwse wensen tegemoet te komen. Maar ook geheel nieuwe buitenhuizen verrezen als paddestoelen uit de grond, zoals Cromvliet bijvoorbeeld, aan de Beetslaan. De overblijfselen van dit buitenhuis zijn nu bijna geheel ingesloten door bebouwing, maar vroeger was dit een vier keer zo groot terrein met paardenstallen en koetshuizen, dat liep van de Geestbrugweg tot de Laakmolen. De achttiende-eeuwse theekoepel en de zogenaamde gekronkelde slangenmuur staan er nog.

 

De voorzijde van Cromvliet

 

De stijl van de tuin was belangrijk om het optimale ontspanningsniveau – en aanzien! – te bereiken. Naast het bloemen-, planten- en gazongedeelte was er meestal ook een moestuin en een boomgaard met vers fruit. Gespecialiseerde tuinmannen hielden de laatste ‘tuinmode’ goed in gaten. In de zeventiende eeuw was het Franse symmetrische ontwerp het toppunt van esthetiek. Stadhouder Frederik Hendrik was één van de eersten die zo’n tuin aanlegde, bij Huis ter Nieuwburg. Centraal in de Franse tuin was de brede laan richting het huis, met aan weerszijden identieke zijpaden. Geschoren heggen en in creatieve vormen geknipte heesters vormden de hoofdmoot van het ontwerp. Maar er werden tevens rechthoekige vijvers gegraven en ook grintperkjes waren overvloedig aanwezig. Frederik Hendrik liet zich bij de bouw van het paleis adviseren door zijn secretaris, Constantijn Huygens, die zelf ook een buiten liet bouwen langs de Vliet bij Voorburg, Hofwijck genaamd.

 

Voorbeeld van een 'Franse' tuin (Huis te Nieuwburg).

 

Ook de inmiddels verdwenen buitenplaats Sion, ooit het eigendom van de conservatieve staatsman Gijsbert Karel van Hogendorp, werd door een Franse tuin omringd. Het enige dat daar nog van resteert, is de mooie toegangsbrug met een gedeelte van het hek en het koetshuis aan de Sionsweg. In de achttiende eeuw verloor men zijn belangstelling voor de strak geregisseerde tuinen. De natuur was door God gemaakt, en die moest je juist níet te veel in geometrische vormen dwingen. Een lossere ‘landschapsstijl’ was nu de trend, met kronkelige paden en gezellig in het wilde weg geplante bomen en struiken. De oprijlaan verplaatste zich van de voor- naar de zijkant van het huis. Dit is nog goed te zien bij het landgoed Overvoorde, waar vroeger oud-burgemeester mr. Jacob van Vredenburch woonde, en het aan de overzijde gelegen De Voorde aan de Van Vredenburchweg. Bij landgoed Den Burch, aan dezelfde weg, is ook zo’n patroon te ontdekken. Rond deze huizen zijn de tuinen in landschapsstijl intact gebleven. Van de oude Franse tuinen is niets meer over.

 

Sion

 

Gelukkig is er een aantal prachtige Rijswijkse buitenhuizen bewaard gebleven. Maar in de loop der eeuwen verdwenen er veel, vaak omdat het onderhoud erg duur was. Een paar buitens moest na de Tweede Wereldoorlog gesloopt worden omdat ze volledig uitgewoond waren en het achterstallig onderhoud te groot was geworden om de huizen nog te kunnen herstellen. Zo verdwenen Leeuwendaal, Westhoff en Huis te Hoorn. De hekken van het laatste huis zijn gered en hangen nu in het Poortje van Verlaan, in de Herenstraat.

 

Voorbeeld van een 'Engelse' tuin (Cromvliet).

 

Verband met de nationale canon:

'Zeventiende en achttiende eeuw. Buitenhuizen. Rijk wonen buiten de stad', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen:

  • Buitenhuis, T. (red.), Buitenplaatsen langs de Vliet en omgeving (Delft, 1988).
  • Brekelmans, M., Kastelen en buitenplaatsen. Monumenten in Rijswijk (Rijswijk, 1986).
  • Boer, E. de, De Voorde. Buitenplaats, werkplaats (Rijswijk, 2005).
  • I. Breedveld Boer, Huize Hoornwijk. Een buitenplaats als visitekaartje (Rijswijk, 2006)
  • Mooy, R.P.M., 'De hekken in het poortje van Verlaan', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1988/2 (Rijswijk, 1988).
  • Brekelmans, M, 'De buitenplaats Cromvliet', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1986/4 (Rijswijk, 1986).
  • Blok, E. en Hermens, S., Buitenplaatsen rond Den Haag. Verleden, heden en toekomst (Wageningen, 1989).