Rooms-Katholieken en Jansenisten



Tijdens de Opstand in de zestiende en zeventiende eeuw werd het uitoefenen van de katholieke religie verboden. De Rijswijkse katholieken hielden nu in het geheim missen, onder andere op TeWerve. In de zeventiende eeuw speelde een conflict tussen de ambachtsheer en de Rijswijkse katholieken over hun pastoor. De parochianen bouwden daarna een eigen schuilkerk. In de achttiende eeuw ontstond er een scheuring in de Katholieke Kerk. Aanleiding was het benoemingsrecht van bisschoppen. De pastoor van Rijswijk ging na een hooglopende ruzie met de rooms-katholieke heer van Te Werve verder als oud-katholiek. De rooms-katholieken kregen pas in 1784 een eigen kerk in Rijswijk.

 

Vóór het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog hadden de protestanten in de Nederlandse gewesten het niet makkelijk. Zij konden hun religie alleen stiekem uitoefenen. Omdat ze geen eigen kerk hadden, hielden ze preken in de open lucht: hagenpreken. Bij ontdekking dreigde de brandstapel. Vijf jaar na het uitbreken van de oorlog, in 1573, haalden de protestanten de schade ruimschoots in. Toen werd juist het openbaar uitoefenen van de katholieke godsdienst verboden. De protestanten kregen alle kerken in handen, hoewel de meeste Nederlanders katholiek waren. Ook de Oude Kerk in Rijswijk moest worden overdragen.

 

De protestanten kregen alle kerken in handen

 

Huis te Werve in 1729.

 

Natuurlijk gingen de katholieken meteen op zoek naar een andere ruimte om in het geheim toch de mis te kunnen vieren. De eigenaar van het landgoed Te Werve, Jacob van der Wielen, stelde daarvoor zijn huiskapel beschikbaar. Al snel voelden de katholieken zich thuis in hun nieuwe gebedshuis. Misschien ook omdat ze het kerkzilver, de miskelken en andere religieuze attributen bij het laatste bezoek aan hun Oude Kerk hadden meegenomen.

Hoewel het stiekem houden van missen niet zonder risico was, hoefde men zich in Rijswijk geen zorgen te maken. De ambachtsheer Cornelis Suys was zelf van katholieke huize en hij legde de heimelijke kerkgangers geen strobreed in de weg. Sterker nog, Suys organiseerde zélf bijeenkomsten op zijn landgoed Den Burch. De katholieken durfden ’s zondags dan ook luid pratend en met de kerkboeken opzichtig onder de arm over de Zandweg (de Van Vredenburchweg) te lopen, tot ergernis van de protestanten. In 1594 werd niet alleen het openbaar houden van katholieke missen strafbaar gesteld, maar werd zelfs heel het katholieke geloof verboden. In Rijswijk waren er op dat moment minstens vijf katholieke priesters actief, die onder andere preekten in Huize Ottoburg, nota bene recht tegenover de Oude Kerk! Die – nu protestantse – Oude Kerk bleef elke zondag praktisch leeg. Katholieken vormden nog steeds de meerderheid in Rijswijk.

 

Cornelis Suys.

 

Maar binnen de katholieke gemeenschap begon het aan het eind van de zeventiende eeuw te rommelen. Doordat de Katholieke Kerk officieel verboden was in de Nederlanden, was het ook niet meer duidelijk wie het recht had om pastoors te benoemen. De Rijswijkse ambachtsheer Nicolaes van der Duijn en zijn kompaan Jonkheer Floris Bam waren ervan overtuigd dat zíj geraadpleegd moesten worden voor er een pastoor aangesteld werd. De leiding van de Nederlandse Katholieke Kerk dacht daar anders over. In 1681 bepaalde de leiding dat Theodorus de Groot als waarnemend pastoor in Rijswijk aan de slag kon gaan. Een goede keus. De parochianen waren meteen dol op hem. De pastoor speelde een grote rol in hun leven. Hij bezocht zieken en diende de sacramenten toe. Ook het maken van testamenten was een taak van de pastoor. Maar de ambachtsheer en Bam waren zwaar beledigd. Die pastoor De Groot was hun zomaar in de maag gesplitst, zonder dat zij hier goedkeuring voor hadden gegeven. Er zat maar één ding op. De Groot moest vertrekken. De Rijswijkers waren zeer ontdaan over het verlies van hun pastoor. Uit protest gingen ze voortaan in Delft en Den Haag naar de kerk. Zelfs mensen die niet konden lopen weken uit naar de buursteden. Zij werden door dorpsgenoten met karren opgehaald. Die situatie kon natuurlijk niet lang duren. De Rijswijkse katholieken wilden gewoon een eigen pastoor. Ze maakten plannen voor het bouwen van een schuilkerk, waar de ambachtsheer niets over te zeggen had. Maria van der Wiele, eigenares van Te Werve, steunde het initiatief. Zij kocht in 1685 een boerderij schuin tegenover haar landgoed, aan het Julialaantje. Deze werd omgebouwd tot een kerkzaal met aangrenzende pastoorswoning. De parochianen zamelden nog extra geld in voor de inrichting en de nieuwe kerk was een feit. De eerder verbannen, maar zeer geliefde pastoor De Groot werd onder gejuich teruggehaald.

 

Schuilkerk (de Herdershoeve) aan de Zandweg, gebouwd in 1784, dienst gedaan tot 1855.

 

Mensen die niet konden lopen werden met karren opgehaald

 

Van der Duijn was woedend over deze ondermijning van zijn gezag. In 1686 gaf de ambachtsheer aan de schout opdracht pastoor De Groot tijdens een dienst in de schuilkerk van de kansel te trekken en in de gevangenis te gooien. Hoewel de pastoor negen dagen later alweer op vrije voeten was, had Van der Duijn met zijn laatste actie al het gezag onder de dorpelingen verloren. In 1688 verkocht hij de ambachtsheerlijkheid Rijswijk aan het stadsbestuur van Den Haag. Een hele opluchting voor de inwoners. Maar in 1702 ontstond er opnieuw een groot katholiek conflict, dat zijn weerslag had op Rijswijk. Deze keer ging het mis tussen Utrecht en Rome.

Na het verbod op het katholieke geloof, was er volgens de Paus geen sprake meer van een zelfstandige Katholieke Kerk in Nederland. De situatie zou hier zo instabiel zijn, dat de bisschoppen voortaan direct vanuit Rome moesten worden benoemd, zonder advies en inmenging van de Nederlandse geestelijken. Het kapittel, een groep Utrechtse priesters die van oudsher nieuwe bisschoppen mocht voordragen, vond dit onzin. Zij zaten niet te wachten op buitenlandse bemoeienis en claimden prima in staat te zijn zélf bisschoppen uit te kiezen. Ze gingen gewoon door met hun werk. Die ongehoorzaamheid was tegen het zere been van de Paus. Utrecht diende zich aan Rome te onderwerpen!

 

Ruïne van de schuilkerk van 1685. Vanaf 1714 parochiekerk van de Jansenisten.

 

De Paus ging op zoek naar een manier om Utrecht tot gehoorzaamheid te dwingen. Hij werd hierbij geholpen door een stel strenge monniken, die in 1697 met de Franse en Spaanse gezanten naar de Nederlanden waren gekomen voor de vredesbesprekingen in Rijswijk. Zij adviseerden de Paus om te verklaren dat de Utrechtse aartspriester Codde (een soort plaatsvervangende bisschop) een aanhanger van Jansenius zou zijn. Dit was een ernstige beschuldiging. Cornelius Jansenius, die in de zestiende eeuw leefde, had het katholicisme op eigen wijze geïnterpreteerd. Zo vond hij dat de mis in de volkstaal moest worden gehouden, in plaats van in het Latijn. En hij geloofde in predestinatie: voor je geboorte zou al vast liggen of je in de hemel zou komen of niet. Zijn ideeën leken eigenlijk een beetje op die van de protestantse Calvinisten. Hij werd daarom door de toenmalige Paus als vijand van het ‘echte’ rooms-katholieke geloof afgeschilderd en tot ketter verklaard. Aanhangers van deze Jansenius werden Jansenisten genoemd. Zij belandden in de kerkelijke ban. Door de Utrechtse aartspriester Codde een Jansenist te noemen, kon Rome hem dus met goed fatsoen ontslaan. Alle pastoors die Codde had aangesteld werden uit hun ambt gezet.

 

Voormalige pastorie.

 

Voor Rijswijk betekende dit dat de pastoor van de schuilkerk, Petrus van der Maes van Avenrode, in 1706 te horen kreeg dat hij zijn biezen moest pakken. Maar pastoor Van der Maes weigerde te vertrekken. Hij wilde zijn Rijswijkse parochianen niet zomaar in de steek laten. Bovendien vond hij dat Utrecht gelijk had, door zelf bisschoppen te willen voorgedragen. Daarmee kwam hij lijnrecht tegenover de Paus te staan. Die houding nam niet iedereen hem in dank af.

 

De Rijswijkse katholieken wilden gewoon een eigen pastoor

 

De landheer van Te Werve, Dirck Wuytiers van de Werve, was een invloedrijke man in Rijswijk. Hij had zeer veel schenkingen gedaan aan de schuilkerk, die door zijn moeder was gekocht voor de Rijswijkse katholieken. Wuytiers was zeer ontstemd, toen hij hoorde dat pastoor Van der Maes het had gewaagd de Paus af te vallen. De situatie was zeer pijnlijk, zeker omdat de pastoor altijd een goede vriend was geweest van de heer van Te Werve. Wuytiers deed alle mogelijke moeite de pastoor over te halen zich te onderwerpen aan Rome.

De pastoor kwam regelmatig op Te Werve dineren. Tijdens één van deze avonden, kwam het conflict tot een hoogtepunt. Wuytiers dreigde ervoor te zorgen dat er niemand meer naar de missen in de schuilkerk zou gaan, als de pastoor het kapittel van Utrecht bleef steunen. De pastoor dacht dat dát wel mee zou vallen, en bleef bij zijn standpunt. Maar de heer van te Werve kreeg gelijk. Vijfhonderd parochianen zochten vanaf dat moment elke zondag een ander heenkomen. Veel mensen waren financieel afhankelijk van de rijke heer van Te Werve en waagden het niet nog een voet in de kerk van Van der Maes te zetten. Dat zou wel eens consequenties kunnen hebben voor hun positie! Sommigen gingen dus naar de huiskapel van Te Werve, anderen trokken weer naar Den Haag of Delft. De pastoor hield maar honderd klanten in de schuilkerk over. Uiteindelijk kwam het in 1724 tot een officiële breuk tussen de aanhangers van Rome en de zogenaamde Jansenisten, die Utrecht trouw waren gebleven. De laatste groep ging verder als oud-katholieken, en bleven kerken in de schuilkerk aan het Julialaantje. De roomskatholieken kregen pas in 1784 hun eigen gebouw: de Bonifatiuskerk aan de huidige Van Vredenburchweg.

 

De 'oude' Bonifatiuskerk, gebouwd in 1853-1855, gesloopt in 1898.

 

Verband met de nationale canon:

'1566. De Beeldenstorm', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen:

  • Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997).
  • Bouwman, W., 'Calvinisten die naar de mis gingen', in: Nederlands Dagblad (12 augustus 2006).
  • Datema, R.R., Helden, O.W. van, Meijer, W.J., Puffelen, A.H.M., Een verdwenen schuilkerk van Oud- katholieken te Rijswijk. Verslag van een theologisch en historisch onderzoek 1975-1980 (Rijswijk, 1980).
  • Neve, R.G. de, De H. Bonifatiusparochie. Het Roomse leven in Rijswijk door de eeuwen heen (Rijswijk, 1998).
  • Puffelen, A.E. van en Puffelen, A.H.M. van, 'Een Rijswijkse kerkstrijd of het pastoraat van Pieter van der Maes van Avenrode (1706-1738)', in: Jaarboek Die Haeghe 1973 (Den Haag 1973).
  • Vorst, M. Th. J. van der, Holland en de troebelen in de Hollandse Zending 1702-1727 (Nijmegen, 1960).