De Tweede Wereldoorlog I



Aan het einde van de jaren ’30 werden voorzorgsmaatregelen getroffen in verband met de dreigende oorlog. De ingekwartierde soldaten hadden het best gezellig in het dorp. In de nacht van 10 mei 1940 viel Hitler Nederland vanuit de lucht aan. De Duitsers verloren de slag om Ypenburg, waardoor hun Fall Gelb mislukte. Er waren betrekkelijk veel NSB-ers in Rijswijk, maar er werd ook verzet geboden op grote en kleinere schaal. Toch keerden veel Joden na de oorlog niet meer terug.

 

Eind jaren ’30 werd de oorlogsdreiging voelbaar in Europa. Hitler had beloofd dat hij de neutraliteit van Nederland zou eerbiedigen, maar toch besloot de overheid dat alle dienstplichtige mannen zich eind 1939 moesten melden voor het leger. In Rijswijk, dicht bij het regeringscentrum, werden nu vrij veel militairen gestationeerd. Zij woonden in Villa Martha bij de Hoornbrug, in scholen in de Kerklaan, de Beetslaan en de Esdoornstraat en bij mensen thuis. Ypenburg werd van sportvliegveld omgetoverd tot een militaire vliegbasis, en de luchtbeschermingsdienst bouwde schuilkelders voor bombardementen onder het GEB-gebouw in de Schoolstraat, op de hoek van de Kerklaan en de Lindelaan, op de hoek Herenstraat - Haagweg en onder de Nassaukade.

 

Hitlerfiguurtje met beweegbare arm

 

Kort na de mobilisatie ging de distributie in. Voortaan konden suiker, petroleum of groene erwten alleen tegen inlevering van een bon worden gekocht. Op die manier probeerde de overheid de beschikbare spullen zo eerlijk mogelijk te verdelen. Ondanks al deze maatregelen wilde de angst voor de oorlog nog niet echt komen. Rijswijkers vonden de aanwezigheid van de soldaten vooral gezellig. Veel mensen hingen posters voor de ramen met teksten als ‘de koffie staat klaar’. Van dat aanbod maakten de jongens dankbaar gebruik. Rond Sinterklaas werd geld ingezameld, om de militairen met een cadeautje te kunnen verrassen.

 

In Rijswijk hingen posters voor de ramen met 'de koffie staat klaar'. Dat wisten de soldaten wel te waarderen

 

Maar in april 1940 nam Hitler de regeringscentra van Noorwegen en Denemarken in. Pas op dat moment realiseerde men zich écht dat de kleine Führer zijn niet-aanvalsbelofte wel eens zou kunnen breken. Er werden onmiddellijk pantserwagens en mitrailleurs naar Ypenburg gestuurd. De soldaten waren klaar voor de strijd. Op 10 mei dat jaar, midden in de nacht, werden de inwoners van Rijswijk uit hun slaap opgeschrikt door het geluid van vliegtuigmotoren. In eerste instantie leek er geen reden tot paniek. De vliegtuigen vlogen immers alleen over Nederland heen, richting Engeland. Wat men toen nog niet wist, was dat de Duitse vliegtuigen boven de Noordzee om zouden keren om vervolgens terug te vliegen. Het Duitse plan, genaamd Fall Gelb, was om de drie vliegvelden rond Den Haag in te nemen, namelijk Ockenburg, Valkenburg én Ypenburg. Van daaruit zouden de Duitsers Den Haag binnenvallen, de koningin gevangen nemen en daarmee de Nederlandse weerstand te breken. Tegen 4.00 uur ’s ochtends vielen de eerste bommen op het Rijswijkse vliegveld.

 

Gevechten bij Ypenburg

 

Ondanks de voorbereidingen kwam de aanval als een complete verrassing. Echte bommen, dat was wat anders dan een vriendelijk bakje koffie. Veel Nederlandse militairen sloegen op de vlucht voor het geweld uit de lucht. Maar de meesten lieten de Duitse aanval niet op zich zitten. Ondanks de aanhoudende bombardementen lukte het alle Nederlandse vliegtuigen op te stijgen. Hun taak was te voorkomen dat de Duitse parachutisten aan land kwamen. Dat mislukte, vooral omdat de Duitse jagers veel moderner waren dan de Nederlandse toestellen. De militairen op de grond beschoten de Duitse vliegtuigen, waardoor 186 vliegtuigen werden vernield. De Duitse parachutisten waren inmiddels geland. Even leken zij het vliegveld in handen te krijgen. Zij hadden Nederlandse soldaten krijgsgevangen gemaakt en gebruikten hen als levend schild. Op eigen mensen schieten deden Nederlanders niet. Maar van alle kanten kwamen nu Hollandse versterkingstroepen, en om half vier ’s middags was het vliegveld weer heroverd. Het zo mooi bedachte Duitse Fall Gelb was mislukt. Mede dankzij het succesvolle verzet bij Rijswijk kon Duitsland niet doorstoten naar Engeland. Bij de slag om Ypenburg vonden 2700 Duitse soldaten de dood of werden krijgsgevangen gemaakt, tegenover 71 Nederlanders. De koningin en de regering vertrokken drie dagen later veilig naar Engeland.

 

10 mei 1940.

 

Maar de overwinningsroes duurde niet lang. Op 14 mei werd Rotterdam gebombardeerd, waarbij honderden burgerslachtoffers vielen. Hitler dreigde alle steden op deze manier in puin te leggen. Nederland moest door de knieën. Op 15 mei was Nederland officieel bezet door de Duitsers. De overwinnaars trokken Rijswijk binnen vanuit Delft, over de Hoornbrug. De emoties bij de soldaten liepen hoog op. Hadden ze hun leven gewaagd om te capituleren? Toch konden ze niet veel anders dan hun munitie in de Put (het meer van Te Werve) rijden en hun geweren kapot slaan en in de Vliet gooien. Daar had de vijand in elk geval niks meer aan.

 

De granaten werden na de oorlog weer uit het water gehaald

 

De meeste Duitsers zaten in Den Haag, maar Rijswijk moest ook zo’n vier- tot zeshonderd soldaten huisvesten. De meesten namen hun intrek in één van de achttiende-eeuwse buitenhuizen aan de Van Vredenburchweg, zoals Te Werve. Hier werden de Duitsers die al aan het begin van de oorlog gewond raakten gestationeerd. Landgoed Overvoorde werd het hoofdkantoor van de in Nederland ondergebrachte onderdelen van de Luftwaffe. Ook in het centrum kwamen Rijswijkers de bezetter tegen. De leerlingen van de school in de Esdoornstraat hadden plaats moeten maken voor Duitse soldaten, die het plein gebruikten voor marcheer-oefeningen. Naar school gaan zat er dus voor veel kinderen niet meer in, of in elk geval werd er minder les gegeven. In 1944 werden alle schoolactiviteiten gestaakt.

 

Bominslag hoek Kerklaan/Olmstraat oktober 1940.

 

Niet alle Rijswijkers waren ongelukkig met de komst van de bezetter. Er waren er zelfs bij die de Duitsers met open armen ontvingen. Door de hoge werkloosheid in Rijswijk voor de oorlog waren relatief veel inwoners – overigens niet alleen mensen zonder baan! – ontvankelijk voor de ideeën van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), die werk voor iedereen beloofde. Elke zaterdag stonden de NSB-ers met een kraampje op de hoek van de Haagweg en de Broekslootkade om hun blad ‘Volk en Vaderland’ te slijten. Hun kinderen zaten bij de jeugdafdeling, de nationale jeugdstorm. Al trommelend liepen zij op zaterdagen door de Herenstraat. Op het moment dat de organisatie zich pro-Hitler uitsprak, hielden veel leden het echter voor gezien. Zij hadden zich aangesloten met het oog op een baan, niet om het opdringerige buurland te steunen. Toch bleven er nog 130 NSB-ers over in het dorp. Hun grote frustratie was dat ze officieel geen eigen kring én geen eigen vlag hadden. Het verzoek daarom werd door leider Anton Mussert genegeerd. Dat was extra pijnlijk omdat Mussert zelf tijdens zijn studententijd in Rijswijk had gewoond. Tot het eind van de oorlog moest de Rijswijkse tak het met een eigengemaakte creatie doen. Het meest beruchte Rijswijkse NSB-lid was de wereldberoemde hardloper Tinus Osendarp uit de Hoornbruglaan. In 1936 had hij twee bronzen medailles gewonnen voor de 100 en 200 meter op de Olympische Spelen in Berlijn. Hij was daarmee de snelste blanke man van de wereld. In de oorlog ontpopte de sportheld zich tot een verrader. Door zijn toedoen werden minstens 10 verzetsmensen opgepakt, waarvan een aantal overleed.

 

Joden waren verplicht een davidsster te dragen. Deze moesten ze zelf betalen.

 

Tegenover de meelopers stonden mensen die wél verzet boden. Dat kon op kleine schaal, zoals je baby Wilhelmina noemen, net als de koningin. De griffier van de Tweede Kamer leverde zijn bijdrage door de troon uit de Ridderzaal in het Tollenshuis te verstoppen. Anderen moffelden rotte groenten in zendingen naar Duitsland, of drukten illegale krantjes. Daarnaast was er het georganiseerde verzet. In totaal sloten een paar honderd Rijswijkers zich hierbij aan, onder andere om hulp te bieden aan onderduikers.

 

Reliëf met portret van Jan Thijssen.

 

Een beladen hoofdstuk uit de lokale oorlogsgeschiedenis, is dat van de Rijswijkse joden. In 1941 moesten alle joden geregistreerd worden. In Rijswijk kregen 300 mensen een aantekening op hun persoonsbewijs voljood te zijn. Tachtig inwoners werden als half-jood bestempeld. Zij waren nu niet meer welkom in café’s en al snel ook niet meer in parken, het zwembad en de bibliotheek. Overal kwamen bordjes te hangen “Voor joden verboden”. Winkels mochten alleen nog maar aan het eind van de middag bezocht worden, maar tegen die tijd was de kleine voorraad natuurlijk allang uitverkocht. Joodse kinderen mochten niet meer met andere kinderen in de klas zitten. Zij moesten naar speciale scholen in Den Haag. Omdat joden niet meer met de tram mochten reizen, betekende dat voor 54 Rijswijkse kinderen elke dag een lange wandeling heen en terug. Voor de ouderen was dat nog net te doen, maar voor de kleintjes was dat veel te ver.

In 1942 werden de joden verplicht een davidsster te dragen. Deze moesten ze zelf betalen. Hij kostte vier cent en een textielbon. Hun fietsen mochten ze bij het afhalen van de sterren meteen inleveren. Tot 1942 hebben Rijswijkse ambtenaren meegewerkt aan de registratie van joden. De gegevens werden door de Duitsers gebruikt om de joden op te pakken en ze naar concentratiekampen te sturen. Tussen 1942 en 1943 werden in de Haagse regio 2000 joodse huizen leeggeruimd.

 

 

Wisten de ambtenaren echt niet waar de door hen verstrekte informatie voor gebruikt werd? Of waren ze bang voor hun eigen positie? Toen er in 1943 sprake van was dat Nederlandse militairen als krijgsgevangenen naar Duitsland zouden worden gebracht, gingen ze wél in staking. Maar zoals overal, waren er onder de Rijswijkse ambtenaren ook echte helden. Zij vervalsten met gevaar voor eigen leven persoonsbewijzen voor onderduikers. Verschillende van hen werden uiteindelijk opgepakt en in Duitse strafkampen tewerkgesteld. Er waren ook Rijswijkers die joden lieten onderduiken. Sommigen onderduikers hebben de oorlogsjaren overleefd, maar veel van hen werden verraden. Het aangeven van joden bracht aardig wat op. Je kon tot 40 gulden krijgen per verklikte onderduiker. Tussen 1940 en 1945 overleden minstens 239 Rijswijkse joden in kampen in Auschwitz en Sobibor. Ida Gudeman was één van de joodse meisjes uit Rijswijk. Na haar trouwen heette zij Ida Vos. Zij keerde na jaren ondergedoken te zijn geweest terug in Rijswijk en werd een bekende schrijfster en dichteres. Van haar schoolklas uit de Haagse Bezemtraat, waar 35 joodse leerlingen in zaten, overleefden maar vier kinderen de oorlog.

 

Tussen 1940 en 1945 overleden minstens 239 Rijswijkse joden in concentratiekampen.

 

Verband de nationale canon:

'1929-1940. De crisisjaren. Samenleving in depressie', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

'1940-1945. De Tweede Wereldoorlog. Bezetting en bevrijding', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

'1929-1945. Anne Frank. Jodenvervolging', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen:

  • Berge, M.J. van den, e.a., Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk, 1991).
  • Bruin, A.C. de, 'Mei 1940. De slag om Ypenburg in breder verband', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1985/4 (Rijswijk, 1985).
  • Ende, W.P.C. van der, 'In memoriam Ida Vos', in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2006 (Rijswijk, 2006).
  • Vos, I., 'Rijswijk in oorlogstijd', in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1990/2 (Rijswijk, 1990).
  • Havermans, S., Terug in Rijswijk. Hoe de oorlog voelde voor Ida Vos (Rijswijk, 2005).