Hendrik Tollens



In 1795 werd Nederland veroverd door Frankrijk, en heette vanaf toen de Bataafse Republiek. In 1806 werd het een koninkrijk, met Lodewijk Napoleon als koning. Vier jaar later werd het land door zijn broer Napoleon Bonaparte ingelijfd bij het Franse Keizerrijk. Pas in 1813 werd Nederland weer onafhankelijk. De mensen hadden in deze periode behoefte hun nationale identiteit te benadrukken. De dichter Hendrik Tollens schreef een groot aantal werken waarin vaderlandsliefde centraal staat. Hij werd dé volksdichter van de negentiende eeuw. Tollens woonde en werkte de laatste tien jaar van zijn leven in Rijswijk.

 

Twee eeuwen geleden was het lezen van gedichten een heel populaire hobby, onder alle lagen van de bevolking. Vaak gingen de verzen over het leven van alledag. De herkenbaarheid werkte troostend. Ook droegen gedichten bij aan de opvoeding van de burger. Er stonden waarschuwingen en tips in, hoe netjes en gezond te leven. Al klinkt dat wat saai, dichters waren in de negentiende eeuw net zulke idolen als sporters dat nu zijn. Met gedichtenwedstrijden konden zelfs zilveren en gouden medailles worden gewonnen. Eén van de belangrijkste volksdichters in de negentiende eeuw was Hendrik Tollens. Hij werd in 1780 geboren te Rotterdam, als zoon van een verfhandelaar. In die tijd was het de bedoeling dat je in je vaders voetsporen trad, maar de jonge Hendrik had daar zo zijn eigen gedachten over. Liever dan zijn leven te slijten tussen terpentine en kwasten, wilde Tollens onsterfelijk worden door te schrijven. Op zijn achttiende had hij al een ‘muze’ gevonden: Gerbranda Cornelia Rivier, een toneelspeelster. Hij overlaadde haar met de mooiste gedichten, tot ze “ja” zei op zijn huwelijksaanzoek. Tollens’ vader was niet blij met de trouwplannen. Actrices stonden destijds niet bekend als deftige mensen en bovendien was het meisje nog protestant ook. Maar Tollens wilde haar persé hebben. Als zijn ouders geen toestemming gaven voor een huwelijk, dan moest het maar zonder hun fiat! Samen met Gerbranda liep hij weg, om als getrouwd man naar huis terug te keren. De ruzie die volgde met het thuisfront, liep hoog op. De vrede tussen vader en zoon werd pas weer getekend toen Hendrik een jaar later bij zijn vader de verfhandel instapte.

 

de braafheid droop van de gedichten af, maar ze gingen als warme broodjes over de toonbank

 

Dat Hendrik Tollens het familiebedrijf voort zou zetten, betekende niet dat hij zijn ganzenveer aan de wilgen hing. Hij bleef enthousiast doordichten in zijn vrije tijd. Geen spannende liefdesliedjes meer, maar degelijke verzen over het gezin, vaderlandsliefde en hoe je een goed leven moest leiden. De braafheid droop er vanaf, maar de gedichten gingen als warme broodjes over de toonbank. Tollens schreef ook liefdadigheids-gedichten bij kleine of grote rampen, zoals het afbranden van een huis of het overlijden van een kostwinner. Deze gedichten werden uitgegeven en verkocht voor een laag bedrag, zodat zoveel mogelijk mensen ze konden aanschaffen. De opbrengst ging naar de slachtoffers. Tollens was zeer begaan met mensen die het slechter getroffen hadden dan hij. Zijn populariteit onder het volk was dan ook enorm.

Eén van zijn bekendste gedichten schreef Tollens in 1816. Zes jaar daarvoor was Nederland bij het Franse rijk van keizer Napoleon ingelijfd. In 1813 werd Napoleon verslagen en verlieten de Fransen het land. Nederland werd weer een zelfstandig koninkrijk. Om de komst van de Nederlandse koning Willem I te vieren en de vaderlandsliefde nog eens extra aan te wakkeren werd in 1816 een wedstrijd uitgeschreven voor een nieuw volkslied. Hendrik Tollens stuurde een bijdrage in met de eenvoudige titel ‘Volkslied’ en won de eerste prijs. De beginregels van zijn gedicht luidden: ‘Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit, van vreemde smetten vrij…’ Met zo’n tekst kun je vandaag de dag niet meer aankomen. Maar in díe tijd was de woordkeus van Tollens niet zo gek. De Nederlandse bevolking was de Franse bemoeienis zat en de nadruk op zuiver Nederlanderschap moet dan ook als aanklacht tegen de onderdrukker gezien worden. ‘Wien Neerlandsch bloed’ zou meer dan honderd jaar als volkslied dienst doen, tot 1932. Daarna verving Koningin Wilhelmina het door het Wilhelmus.

 

 

De roep om nationale literatuur bleef lange tijd groot, zowel tijdens als na de Franse overheersing. Het lezen over helden uit het Nederlandse verleden was bemoedigend in een onrustige tijd. Tollens kwam tegemoet aan de vraag met het schrijven van een groot aantal historische gedichten. Verschillende helden uit de geschiedenis doken op in zijn poëzie, van de kruisvaarders tot Jan van Schaffelaar. Zijn meest beroemde gedicht in dit genre verscheen in 1818. Ook deze keer betrof het een inzending voor een wedstrijd, uitgeschreven door de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen. In zijn ‘Tafereel van de overwintering op Nova Zembla’ wist Tollens het hachelijke avontuur van de zeelui die in 1596 strandden op het eiland in de IJszee meeslepend te verwoorden. Ondanks gevaarlijke ijsberen, de snijdende wind en de ijzige kou gaven de reizigers de moed niet op. Dat de poging de noordelijke route naar China en Indië te vinden mislukt was, deed niets af aan de bewonderenswaardige strijdlust van de mannen. Hun kracht leek door het indringende gedicht nog steeds een beetje op elke burger af te stralen. Met dit werk wist Tollens meer dan ooit de Nederlandse harten te raken.

 

'Gevecht met ijsbeer op Nova Zembla'.

 

Schoolplaat van de overwintering op Nova Zembla

 

Op 65-jarige leeftijd ging Tollens met pensioen. Hij woonde nog altijd in Rotterdam, dicht bij de verfhandel. Deze werd nu overgenomen door zijn jongste dochter en haar man. Tollens was eindelijk vrij om te gaan en staan waar hij wilde. Zijn leven lang had hij één wens gehad: zijn dagen te slijten op het rustige platteland. De keus viel op het boerendorp Rijswijk. Op 15 april 1846 kwam hij met zijn dozen en koffers én zijn dochters Louise en Leentje aan in het Huis Ottoburg, tegenover de Oude Kerk. Zijn vrouw was acht jaar eerder overleden. Op het moment dat Tollens in zijn nieuwe huis arriveerde, had Rijswijk ongeveer 2500 inwoners. De dichter kwam voor een deel van die mensen geen dag te vroeg. De aardappeloogst was net mislukt, en kort daarna barstte een choleraepidemie uit. Een regelrechte ramp voor de Rijswijkers met weinig geld. Tollens kon meteen de handen uit de mouwen steken om zijn dorpsgenoten hulp te bieden. Voor hen liet hij het gedicht ‘Een bedelbrief in de winter’ drukken en uitgeven. De 600 gulden die dat liefdadigheidswerk opbracht, schonk hij aan de armen in zijn nieuwe woonplaats.

 

Tollens' huis. Nu Museum Rijswijk.

 

Tollens vond het geweldig in Rijswijk. Tien jaar lang genoot hij van het rustige plattelandsbestaan. Elke avond maakte hij een wandeling door de omgeving. Het buitenleven inspireerde Tollens tot het schrijven van een hele serie nieuwe gedichten. De Rijswijkers waren blij met hun dorpsgenoot. Met zo’n beroemdheid maakte je nog eens wat mee. In 1850 was het groot feest. De dichter werd 70 jaar en dat mocht gevierd worden! De postbodes konden de cadeaus en felicitatiebrieven bijna niet aanslepen. Zelfs de koning liet zijn gelukwensen overbrengen. Het duurste cadeau dat de jarige in ontvangst mocht nemen was het nationale geschenk: het ‘Tollensfonds ter bevordering van de Nederlandsche letterkunde en dichtkunst’, dat financiële steun gaf aan arme dichters. Het Tollensfonds bestaat nog steeds. Zes jaar na zijn groots gevierde verjaardag ging het snel bergafwaarts met de dichter. Zijn dagelijkse rondwandeling maakte plaats voor wat geschuifel in de tuin. Ook dat ging nog maar met moeite, maar het werken kon hij niet laten. Hij stierf achter zijn bureau, tijdens het corrigeren van zijn nieuwe boek ‘Gezamenlijke Dichtwerken’. Vier dagen later werd hij begraven op het kerkhof naast de Oude Kerk, tegenover het huis waar hij met zoveel plezier had gewoond. Een groot dichter als Tollens verdiende natuurlijk een mooi grafmonument. Vier jaar duurde het, voor het klaar was. Na zo’n lange voorbereidingstijd zou je verwachten dat er iets heel moois onthuld werd op het graf. Het beeld van de muze van de dichtkunst was zeker niet lelijk, maar viel wel binnen de kortste keren in stukken uiteen. Een paar vingers eraf, een schouder kapot, een neus die afbrokkelde. Zo’n beroemde volksheld had toch een monument van betere kwaliteit verdiend… Tot 1970 heeft het beeld nog op het graf gestaan, aan elkaar geplakt met cement en gips. Daarna is het verdwenen. In 2011 werd een nieuw monument onthuld.

 

Het oorspronkelijke monument

 

Het nieuwe monument

 

 

Verband met de nationale canon:

'1769-1821. Napoleon Bonaparte. De Franse tijd', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

'1772-1843. Koning Willem I. Het Koninkrijk van Nederland en België', in: Entoen.nu. De Canon van Nederland.

 

Verder lezen:

  • Mathijsen, M., 'Laudatio Tollens', in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001).
  • Mathijsen, M. en Poortier, R., Hendrik Tollens Cz. 1780-1856 (Rijswijk, 2006).